Leven lang ontwikkelen
De arbeidsmarkt verandert snel: de beroepsbevolking krimpt en er komen steeds nieuwe technologieën op de markt. Willen we als Nederland concurrerend blijven en ons huidige welvaartsniveau handhaven en verder verhogen, dan is het noodzakelijk dat talenten van mensen optimaal worden benut en iedereen zich een leven lang ontwikkelt.
Welke vormen van leven lang ontwikkelen zijn er? En op welke manieren kunnen deze het beste worden georganiseerd?
Het Kennispunt Leven Lang Ontwikkelen van de MBO Raad heeft Katapult gevraagd om publiek-private samenwerkingen én de vormen van leven lang ontwikkelen in kaart te brengen. Katapult heeft dit daarna ook aangevuld met de beste voorbeelden uit het hoger beroepsonderwijs. Dankzij open kennisdeling kunnen we voortbouwen op het model en deze continue verdiepen.
4 typen samenwerkingen
Vanuit het ontwikkelde model binnen de opdracht van het Kennispunt zijn er vier typen van publiek-private samenwerking te onderscheiden, in te delen naar inhoudelijke en organisatorische keuzes. Ligt de nadruk op formeel of non-formeel leren? En wordt de activiteit met name binnen de onderwijsinstelling georganiseerd of erbuiten? Klik met je muis, touchpad of touchscreen in de afbeelding hierboven om een keuze te maken.
Non-formeel leren
Georganiseerd leren, doelgericht maar minder gestructureerd en systematisch in vergelijking met formeel leren. Non-formeel leren is niet gericht op het behalen van een erkend diploma of certificaat. De omgeving is niet per se ontworpen als leeromgeving, maar vindt juist in de praktijk plaats.Formeel leren
Systematisch en gestructureerd leren binnen een omgeving die ontworpen is om te leren, met als doel het behalen van erkende diploma’s of certificaten.Intern
Extern
Intern
Extern
Ontwikkelaar
Een publiek-private samenwerking als ontwikkelaar is erop gericht om in co-creatie nieuwe kennis en producten te ontwikkelen voor post-initieel én initieel onderwijs. Het leren en ontwikkelen is minder op kwalificeren (formeel) gericht en meer op praktische toepasbaarheid van (nieuwe) kennis en vaardigheden (non-formeel). Onderwijs en bedrijfsleven zijn gelijkwaardige partners met elk hun eigen verantwoordelijkheid. Het initiatief en de uitvoering ligt bij het onderwijs. Bedrijven leveren waar nodig een bijdrage.
Succesfactoren en randvoorwaarden
1. Ontwikkelbehoefte eerst helder hebben: wat wil je ontwikkelen, voor wie?
- Bied voor medewerkers overzichtelijke trajecten aan en sluit aan bij waar medewerkers mee bezig zijn. Kortom: zorg voor vraaggericht opleiden, zowel vanuit de vraag van de instelling als vanuit de vraag van de medewerker.
- Evalueer de trajecten goed en trek hier lering uit. Evalueer zowel met de opdrachtgever als met de cursisten en betrokken docenten.
2. Regulier onderwijs betrekken en laten profiteren, en dat expliciet maken
- Vaak zijn de activiteiten nieuw voor het personeel van de instelling, die is ingesteld op initieel onderwijs. Laat zien dat het initieel onderwijs er ook van kan profiteren, via nieuwe inhoud, opdrachten of stages, zodat er draagvlak komt binnen de instelling.
3. Scherpe verdeling rollen en verantwoordelijkheden
- In de co-creatorrol is het belangrijk dat de positie en verantwoordelijkheden van de school binnen de PPS duidelijk blijven: de school is verantwoordelijk voor initieel onderwijs, als bron voor andere activiteiten (waaronder LLO). Dit vraagt om heldere afspraken en communicatie. En om regie van de school over de uitvoering. Alleen dan kun je succesvol een versterkte samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven bouwen en onderhouden.
- Ga de dialoog aan over de randvoorwaarden en de bewegingsruimte, zodat er realistische wederzijdse verwachtingen ontstaan (bv. t.a.v. projectonderwijs en examinering).
- Wees flexibel in tijdstippen waarop trajecten worden aangeboden (dus niet vasthouden aan het reguliere schoolritme met vakanties) en in de beschikbaarheid van docenten en instructeurs die goed zijn ingevoerd in de inhoud en cultuur van het werkveld.
- Laat de ontwikkeling van nieuw mbo-onderwijs (inhoudelijk, modulair) gelijk op lopen met leven lang ontwikkelen (vervaging grens tussen initieel en post-initieel); speel flexibel in op ontwikkelvragen. Hiermee ontwikkel je ook mbo’ers die in staat zijn om zich te blijven ontwikkelen (leercultuur).
- Differentieer in doelgroepen (motivatie intrinsiek-extrinsiek) en doeleinden (verdieping-verbreding). Samen (een leven lang) ontwikkelen is niet alleen te koppelen aan een factuurrelatie. Voor echte verdieping op specifieke kennis kan dit wel, voor kennisdeling niet.
5. Innovatie & ontwikkelruimte
- Creëer een locatie en faciliteiten (in regionaal meetingpoint) om zaken te structureren c.q. te cultiveren (context voor productieve samenwerking).
- Creëer een contextrijke leeromgeving, waarbij het bedrijfsleven dichtbij zit. Bijvoorbeeld met de ontwikkeling van de (multifunctionele) campus.
- Creëer een experimenteerruimte. Geef LLO-activiteiten vorm in een aparte organisatie, waardoor deze activiteiten organisatorisch worden 'afgeschermd' van reguliere onderwijsactiviteiten (en een rigide onderwijsorganisatie). Het ontwikkelen van een ‘contextrijk’ onderwijsaanbod vanuit een PPS voor LLO kan juist ook bijdragen aan het bevorderen van onderwijskwaliteit en het tegengaan van schooluitval voor reguliere studenten.
Valkuilen
- Past het aanbod daadwerkelijk bij de vraag, binnen het al bestaande aanbod en is het goed te implementeren? De ontwikkeling van Associate Degee’s (AD’s) kan bijvoorbeeld concurreren met doorstroom van mbo naar hbo.
- Ontwikkel niet om te ontwikkelen (om de plank te vullen) en er misschien niemand op het product zit te wachten.
- Zorg ervoor dat de school niet te star is in het eigen onderwijsritme en te beperkt en inflexibel in de eigen uitvoeringscapaciteit.
2. Te veel maatwerk/specialisatie
- Maatwerk/specialisatie is niet deelbaar en brengt hoge ontwikkelkosten met zich mee (geen duurzaam model).
- Bij het genereren van zij-instromers voor een opleiding is bureaucratie van instanties als het UVW een valkuil. Dit kan leiden tot traagheid in het proces of bij statushouders blijven vasthouden aan eisen op het gebied van taal en rekenen.
- Nodig bij het organiseren van kennisbijeenkomsten niet te smal uit en zorg voor continuïteit voor de sector. Anders blijft het klein en bloedt het dood.
3. Gebrek aan commitment en aan communicatie tussen organisatieniveaus
- Indruk bestaat dat mbo-bestuurders vinden (vaak door slechte ervaringen) dat LLO niet uit de reguliere bekostiging kan worden bekostigd en het apart moet worden gestimuleerd (in formele zin) en gefinancierd (via startsubsidies, vanuit de provincie, vanuit O&O fondsen, etc.).
- Besef dat het niveau waarop afspraken worden gemaakt anders is dan het niveau waarop uitvoering aan de afspraken moet worden gegeven. Goede communicatie is dus essentieel.
Katalysator
De publiek-private samenwerking als katalysator zet zich in voor een leercultuur in de praktijk. Het geleerde is direct toepasbaar in die praktijk (leren door en om te doen). Want, markten ontwikkelen zich en dwingen tot ruimte voor innovatie en experimenten. De aansturing en uitvoering ligt nadrukkelijk bij een gezamenlijk team van onderwijs en bedrijfsleven. Betrokken bedrijven zijn ook klanten van de publiek-private samenwerking.
Succesfactoren en randvoorwaarden
1. Hybride leerwerkomgeving en bijpassend hybride team
- Zorg voor een fysieke plek die kan dienen als contextrijke leerwerkomgeving.
- Een flexibele werkhouding overbrugt cultuurverschillen. Effectief werken in hybride teams vraagt om een goede toerusting van docenten voor hybride onderwijsvormen (24/7, begeleiding verschillende doelgroepen op locatie, contact studenten met peers (basis op orde)).
- Creëer nieuwe mogelijkheden voor leven lang ontwikkelen door hybride opleiden (en werken) op locatie van de bedrijfspartners te organiseren en zo initieel en post-initieel leren bij elkaar te brengen.
- Stimuleer op een natuurlijke manier de leercultuur. Dit vraagt om persoonlijk vertrouwen en een toegankelijke leerinfrastructuur, waardoor drempels voor oriëntatie en uitvoering in de hybride leerwerkomgevingen weggenomen worden.
- Zet binnenkomende opleidingsvragen uit via persoonlijke relaties. Houd de lijnen kort.
- Erken en benoem individuele belangen en common ground. Vind gezamenlijk belang. Dat is de basis voor gezamenlijke activiteiten (roadmap, inclusief monitor).
Valkuilen
- Een ‘verouderde' wet nota helderheid maakt de vermenging van publiek-privaat in hybride (post-initieel) opleiden ingewikkeld. Dit kan ontmoedigen en leiden tot inactiviteit.
- Er kan sprake zijn van een beperkte strategische visie op leven lang ontwikkelen en afwezigheid van een hierop gericht HR-beleid, zowel in het onderwijs (is geen taak van het onderwijs) als bij het mkb (waan van de dag of een te eenzijdige focus op initiële instroom in plaats van duurzame inzetbaarheid).
2. Organiseerbaarheid en logistiek omtrent hybride leren
- Vanuit het perspectief van ondersteuning, toerusting en monitoring vraagt onderwijs in de beroepscontext om een grotere mobiliteit van studenten, docenten en de onderwijsorganisatie
Opleider
In een publiek-private samenwerking als opleider wordt in eerste instantie initieel onderwijs ontwikkeld, gericht op kwalificatie. Het bedrijfsleven geeft als adviseur van het onderwijs aan hoe de inhoudelijke ontwikkeling van het initiële onderwijs het best vormgegeven kan worden. Het onderwijs vertaalt dit in curricula en lesstof. Parallel aan initieel onderwijs, wordt post-initieel aanbod ontwikkeld. Het initiatief voor leven lang ontwikkelen ligt hier ofwel bij de werknemer (intrinsieke motivatie) of bij de werkgever (duurzame inzetbaarheid).
Succesfactoren en randvoorwaarden
1. Trusted partnerschap: bedrijven zijn meer dan alleen adviseur
- Zorg voor een gemeenschappelijke uitdaging, vertrouwen vanuit zakelijkheid en investeer in elkaar als partners op alle niveaus van de organisatie(s).
- Overleg regelmatig. Dit leidt tot vertrouwen, openheid van zaken en een open leercultuur.
- Het werkveld moet in de stuurgroep zijn vertegenwoordigd.
- Zorg voor een gelijke inbreng en een win-win-win-situatie voor alle partijen.
- Accepteer vertraging (verschil in ritme onderwijs-bedrijfsleven).
- Deel kennis vrij (geen patenten of concurrentie).
- Zorg voor een onafhankelijke positie tussen onderwijs en bedrijfsleven als PPS en projectleider.
2. Krachtige leer- en ontwikkelomgeving
- Zorg voor voldoende capaciteit om LLO te ontwikkelen/professionaliseren.
- Ontwikkel praktische (simulatie)omgevingen, waarbinnen gewerkt kan worden aan skills (naast inhoud).
- Positioneer de onderwijsinstelling sterk in LLO-markt.
- Zorg ervoor dat leren binnen bedrijven niet de dagelijkse business in de weg staat. Maar er moet wel ruimte voor worden gemaakt.
- Zorg voor hybride docenten, als spil en verbinder tussen onderwijs en werkveld.
3. Effectieve ontwikkelstrategie
- Als vertrekpunt is een duidelijke urgentie en potentie bij bedrijven voor doorontwikkeling van personeel nodig.
- Zorg voor goed accountmanagement om vraaggerichte cursussen te ontwikkelen: een onderwijsmanager met een sterk netwerk in het bedrijfsleven.
- Begin klein en goed (vliegwiel). Begin met ervaren docenten en experts in werkveld die open staan voor kennis. Zij fungeren als vliegwiel, laten mooie dingen zien en enthousiasmeren zo collega's in onderwijs en bedrijfsleven. Zorg daarna wel voor opschaling van het partnernetwerk (verlagen afhankelijkheid/ kwetsbaarheid).
- Kies als startpunt voor ontwikkeling passende examens. Richt je op de eindsituatie van de opleiding (examen) en werk van daaruit terug, in plaats te beginnen vanuit het curriculum (de gebruikelijke beginsituatie).
4. Zichtbaar en vraaggericht aanbod
- Maak opleidingsmogelijkheden zichtbaar (drempelverlagend en profilering als serieuze zakenpartner).
- Match met bedrijfsbelangen: richt je breed op duurzame inzetbaarheid (waaronder ook fit binnen de huidige werkkring/ het bestaande werk) in plaats van alleen op een leven lang ontwikkelen.
- Begin vanuit BBL-activiteiten in het netwerk.
Valkuilen
- Het civiel effect is belangrijk, daar hangt bekostiging aan vast met alle randvoorwaarden van dien (bv. urennorm). Let op dat het past binnen wet- & regelgeving.
2. Afhankelijkheid van een of enkele partners
- Een enkelvoudige klant-leverancier-verhouding heeft een eendimensionale visie als risico. Een samenwerking moet een evenwichtige samenwerkingsrelatie zijn, bestaande uit meervoudige relaties. Een PPS-netwerk bestaat in principe uit meerdere (en andersoortige) samenwerkingsrelaties.
- Als het bedrijfsleven te veel op afstand is, omdat ze druk zijn met eigen dagelijkse besognes, leidt dit tot aanbodgerichte ontwikkeling.
3. Ontwikkel- en uitvoeringscapaciteit
- Het kost tijd om de vraag te articuleren en een passend aanbod te ontwikkelen (van bewustwording van mogelijkheden, ophalen van de ontwikkelvraag en betekenis van nieuwe initiatieven/aanbod).
- Een rigide onderwijsstructuur (maar ook beperkte mogelijkheden voor externe inhuur, vanuit primaire proces werkveld) maakt flexibel en op maat inspelen op 'acute' vragen lastig. Snel kunnen inspelen is bepalend om een serieuze zakenpartner te kunnen zijn.
- Is er voldoende draagvlak bij docenten, als kennisdrager voor verschillende doelgroepen? Dit vraagt om deskundigheidsbevordering, gelijk de filosofie van wendbaar vakmanschap (moeten het zelf ook 'ondergaan').
- Veel eigen infrastructuur is kostbaar. Zeker als er alleen piekbelasting is, waardoor er gemiddeld een lage bezettingsgraad is.
Ondernemer
In de publiek-private samenwerking als ondernemer worden opleidingstrajecten en faciliteiten georganiseerd. Bedrijfsleven en onderwijs zijn gezamenlijk eigenaar hiervan. De rollen zijn duidelijk verdeeld. Het onderwijs is expert in onderwijskundige principes (opleiden). Het initiatief en het accounthouderschap, dus het organiseren van vraag en aanbod, ligt bij het werkveld. Activiteiten worden zo vormgegeven dat de ontwikkelopbrengsten worden erkend door middel van diploma’s of certificaten.
Succesfactoren en randvoorwaarden
- Voer een witte vlekken analyse uit tussen bedrijfsspecifieke strategie/werkwijze/kernwaarden en het kwalificatiedossier. Hierop is een programma te ontwikkelen dat goed aansluit op actuele vraagstukken.
- Zorg voor een wederzijdse meerwaarde. Maatwerkopleidingen voor bedrijven kunnen door betrokken docenten worden vertaald naar curriculum BOL-onderwijs (win-win).
- Creëer bewustzijn bij werknemers en directies van bedrijven (en bij docenten en studenten): als je je in de komende jaren niet laat bijscholen, dan ga je het niet redden.
- Zorg voor een kostendekkende uitvoering van maatwerkopleidingen.
- Verzeker je van commitment van de bedrijven op het hoogste niveau. Zij dragen dit uit naar binnen en buiten.
2. Vrije experimenteerruimte buiten de school
- Ontwikkel onderwijs in co-creatie op de locatie van het bedrijfsleven. Hierdoor sluit je echt 100% aan op de werkprocessen die daar plaatsvinden.
- Initieer buiten het onderwijs om (los van criteria t.a.v. bekostiging) en breng het van daaruit terug naar het onderwijs.
- Ontwikkel onderwijsinhoud zowel voor initieel als post-initieel onderwijs en bouw dit modulair op, zodat het voor beide doelgroepen is te gebruiken.
3. Duidelijke onderlinge verhoudingen
- Zorg voor een open en hechte samenwerkingsverband voor scholen en bedrijven met transparante voorwaarden. Anders kan oneigenlijke concurrentie een valkuil zijn. Maak bijvoorbeeld heldere afspraken over kapitaal (al of niet via juridische organisatie).De bron van investeringen ligt buiten de onderwijsinstelling in de sector. Het sterk georganiseerde bedrijfsleven kan grote investeringen in faciliteiten doen.
- Zorg voor een goede wisselwerking en rolverdeling tussen bedrijven en onderwijs: bedrijven geven aan welke praktijkkennis nodig is en brengt faciliteiten in, het onderwijs bepaalt hoe vervolgens het onderwijs wordt vormgegeven. De samenwerking tussen docenten, praktijkbegeleiders en werknemers vraagt gelijkwaardigheid en wederzijds begrip.
- Onderhoud frequent contact met het bedrijfsleven om de vraag te articuleren en vast te stellen wat de inhoud van de scholing moet zijn. Dit frequente contact leidt er ook toe dat bedrijven de PPS snel weten te vinden voor bijscholing (positionering). Het onderhouden van contacten met bedrijven vraagt natuurlijk wel om voldoende capaciteit.
Valkuilen
- Zorg voor een heldere visie op de verhouding en het verbinding tussen publiek opleiden (generiek) en vraaggericht opleiden (specifiek). Een onduidelijke visie leidt tot onduidelijke verwachtingen (korte vs. lange termijn perspectief), een onduidelijke business case en in het verlengde hiervan ontoereikende financiering.
2. Ontoereikende vraagontwikkeling
- Vermijd aanbod-gedreven onderwijs. Onderwijs is een doel in plaats van een middel.
- Realiseer je dat veel van de bedrijven waarmee wordt samengewerkt kleine ondernemingen zijn. Het is nog niet vanzelfsprekend dat deze bedrijven in de opleiding van hun werknemers investeren.
- Besef dat er voor zij-instromers een grote afhankelijkheid is van uitkeringsinstanties. De impulsen voor zij-instromers om deel te nemen aan scholing zijn gering.
- Docenten, praktijkbegeleiders en werknemers dienen vrijgemaakt te worden van het primaire proces en nieuwe/andere activiteiten voor docenten en praktijkbegeleiders vereisen beide aandacht en kwaliteit.
- Accountmanagement beleggen bij docenten die het 'erbij' doen is geen duurzaam model.